8 mei 2023

Een les over beroepsethiek

De vier traineegroepen wetgevings- en overheidsjuristen bezochten Berlijn in de week na Pasen. Twee collega’s en ikzelf waren hun begeleiders, maar enkele trainees hadden het programma zo goed voorbereid dat wij daaraan geen werk hadden. Er was een ‘college tour’ met Otto Fricke, lid van de Bondsdag voor de FDP-fractie, die in het Nederlands vragen over de Duitse politiek beantwoordde. In het Bundesministerium für Wirtschaft und Klimaschutz – de Duitse verwant van het ministerie van EZK – hoorden we over hun beleid ten aanzien van energie, economie en klimaat. De Nederlandse ambassade werd bezocht, het gebouw van de Reichstag en het Stasi Museum. De meeste indruk op mijzelf maakte evenwel een rondleiding in het zogeheten Haus der Wannsee-Konferenz.

Het landhuis, idyllisch gelegen aan de Wannsee, een meer in de buurt van Berlijn, is sinds 1992 een gedenkplaats met een permanente tentoonstelling. In januari 1942 werd namelijk in dit gebouw vergaderd over de vernietiging van alle Europese joden, waartoe Hitler en anderen eerder hadden besloten. Vijftien topambtenaren van verschillende ministeries en diensten bespraken de planning, coördinatie en logistiek van deze massamoord. Men was het in anderhalf uur daarover eens.

De gids die ons uitvoerig vertelde over de conferentie, wees erop dat daarom in het landhuis de slachtoffers van de holocaust wel aan het woord komen, maar de focus ligt op de daders. Dat waren vijftien mannelijke ambtenaren, indertijd tussen 32 en 51 jaar oud, met meestal een academische achtergrond; acht van hen waren jurist. Er werd gevraagd of sommige ambtenaren de uitnodiging voor de vergadering hadden geweigerd of de besluiten gesaboteerd, maar de gids antwoordde dat er geen gewetensbezwaarden waren. Op de vraag of men zich achteraf had moeten verantwoorden, vertelde hij dat niemand van de deelnemers die de oorlog overleefden, bestraft werd voor hun inbreng in deze bijeenkomst, al gebeurde dat in meer of mindere mate wel op andere gronden.

Tijdens deze uiteenzetting kwam vanzelf ook de vraag op hoe jijzelf je als jurist en ambtenaar zou opstellen als jou van hogerhand wordt opgedragen zoiets gruwelijks mogelijk te maken. Je mag hopen dat je voldoende moreel besef en integriteit hebt om daar ‘nee’ op te zeggen of het zelfs actief tegen te werken. Dat wordt echter twijfelachtiger als jij een gezin hebt en ontslag wegens werkweigering ook de jouwen treft. Of als je weet dat jouw weigering zwaar bestraft zal worden.

Het was een zwaar onderdeel van de Berlijnse studiereis, maar ik vond het mooi dat de trainees het in het programma hadden opgenomen. Het gaf een aanleiding om serieus na te denken en te spreken over de verantwoordelijkheid die je als ambtenaar en jurist hebt om bij de overheid jouw werk te doen, ook in moeilijke omstandigheden. Daarbij werd de link met het heden snel gelegd – men dacht aan de Toeslagenaffaire, aardbevingen in Groningen en de vluchtelingenproblematiek.

De rondleiding was zodoende een les in beroepsethiek en ambtelijk vakmanschap. Aan die concepten, die sterk samenhangen met elkaar en de begrippen ‘integriteit’ en ‘professionaliteit’, wordt ook in de traineeopleidingen en in andere cursussen aandacht besteed. Daarbij komt ter sprake dat wij als juristen, met alle andere ambtenaren bij het Rijk, geacht worden de democratische rechtsstaat te bevorderen. Dat lukt niet als we klakkeloos uitwerken en uitvoeren wat onze bazen ons opdragen, maar het lukt evenmin als we ons gedragen als activisten, die het beter weten dan onze superieuren en ons eigen plan trekken. Er zal een voortdurende dialoog moeten zijn over de vraag hoe wij het goede kunnen doen, en dan zo goed mogelijk. Het is onvermijdelijk dat die dialoog soms een kritische inhoud krijgt en het getuigt van vakmanschap als zowel degene die kritiek geeft als degene aan wie de kritiek gericht is, daar serieus mee omgaat. Het welbekende, glasheldere memo van Sandra Palmen aan de leiding van de Belastingdienst is mijns inziens een goed voorbeeld van zo’n vakkundige aanzet voor een dialoog. Het is daarom bijzonder kwalijk dat deze leidinggevenden er niets mee deden.

Deze studiereis naar Berlijn was de laatste die ik als begeleider heb gemaakt, omdat ik met ingang van 1 juli aanstaande vertrek bij de Academies, al ben ik wel van plan daar af en toe terug te komen om les te geven. In de twintig jaar dat ik als programmamanager bij de Academies heb gewerkt, ging ik vele malen met collega’s mee met zo’n studiereis: ik herinner me werkbezoeken aan Brussel, Luxemburg, Straatsburg, Londen, Berlijn, Genève en Tallinn. Dat was niet alleen leerzaam, maar ook erg leuk vanwege het plezierige contact met vele briljante trainees. De studiereizen zal ik dus missen, maar ik hoop hen nog regelmatig tegen te komen in Den Haag.

Nico Florijn
25 april 2023

Delen