De inleidingen van de twee hoofdsprekers tijdens de opening van het academisch jaar sloten naadloos op elkaar aan. Sander Dekker (minister voor Rechtsbescherming) en Michiel Scheltema (regeringscommissaris voor de algemene regels van bestuursrecht) bespraken beiden de vraag wat juristen bij de overheid aan inzichten uit de psychologie kunnen hebben.
De opening vond plaats op 11 september 2018 in Theater Diligentia. Bert Niemeijer sprak als eerste over de stand van zaken bij de Academies. Er zijn momenteel 44 trainees, waarvan 23 vorige week aan één van beide opleidingen zijn begonnen. Het opleidingsaanbod naast de masteropleidingen is door de jaren heen op peil gebleven; ongeveer één derde van de cursussen wordt per jaar vernieuwd of op onderdelen aangepast. Bovendien worden steeds in leerlijnen nieuwe thema’s onderzocht. De leerlijn waarmee dit jaar is begonnen, betreft ‘psychologische inzichten voor juristen’ – het onderwerp dat beide hoofdsprekers bespraken. Verder zijn er allerlei maatwerkcursussen voor uiteenlopende opdrachtgevers en zorgen lezingen en andere bijeenkomsten ervoor dat departementale juristen met elkaar in discussie gaan over hun werk.
In zijn inleiding schetste minister Dekker hoe het inzicht rijpte dat mensen geen rationele, voorspelbare en duidelijke keuzes maken, zodat regelgeving die ervan uitgaat dat men zich wel als ‘homo economicus’ gedraagt, de plank mis slaat. Menselijk gedrag is evenwel ook niet volstrekt willekeurig. Er zijn patronen in de wijze waarop mensen informatie verwerken en beslissingen nemen. De overheid is geïnteresseerd in deze inzichten, wat onder meer blijkt uit de inrichting van ‘behavioural insight teams’ in Nederland, in navolging van de Engelse BIT UK. Toepassing van de daarmee gegenereerde kennis, bijvoorbeeld over het belang van de ‘default option’, heeft geleid tot verrassende resultaten. Bij de aanvraag van studiefinanciering, bijvoorbeeld, zorgde de vervanging van de default-keuze om het maximale bedrag te lenen door de vraag hoeveel de student zelf wil lenen ervoor dat het leenbedrag gemiddeld 33% lager werd.
Scheltema borduurde voort op dit thema en liet aan de hand van allerlei voorbeelden zien hoe wetgevingsjuristen kunnen werken aan regelgeving die het perspectief van de burger centraal stelt. Zo was bij de tweede evaluatie van de Awb aan burgers gevraagd wat zij vonden van de bezwaarprocedure, die volgens juristen ingericht is om op laagdrempelige wijze bestuursorganen te vragen hun besluiten te heroverwegen. In de ogen van de ondervraagden was die procedure evenwel niet erg bevredigend omdat ambtenaren de procedure formalistisch toepasten. Daarom is vanuit het ministerie van BZK gewerkt aan passend contact tussen overheid en burgers, bijvoorbeeld in een meer informele aanpak van bezwaren. De resultaten daarvan zijn bemoedigend: burgers én overheden zijn er tevreden over, ook al omdat de procedure sneller en goedkoper wordt. Inmiddels wordt deze aanpak ook op andere terreinen toegepast, bijvoorbeeld als geconstateerd wordt dat mensen hun belastingen niet meer betalen. Met de betrokkenen bespreken wat wel gedaan kan worden is aanmerkelijk effectiever en efficiënter dan met dwangmaatregelen dreigen die de wanbetaling verergeren totdat alleen nog schuldhulpverlening rest.
Toch gaat ook daar veel mis, omdat ambtenaren niet meteen overtuigd zijn van de voordelen van een informele aanpak. Zij worden doorgaans afgerekend op hun prestaties in formele procedures. Bovendien is de formele aanpak juridisch goed verankerd in de Awb, terwijl informele werkwijzen een wettelijke basis missen. Ambtenaren worden ook nauwelijks opgeleid in de andere werkwijze, waardoor het risico bestaat dat iedereen het op eigen wijze doet. Willekeur en rechtsongelijkheid liggen dan op de loer.
Scheltema erkende dat het juridisch inbedden van werkwijzen die uitgaan van het perspectief van de burger, niet eenvoudig is. Toen hij eens voorstelde om in de Awb te regelen dat van de wet afgeweken kon worden als toepassing van de wettelijke regels tot ongewenste gevolgen zou leiden, waren bestuurders daar positief over, maar juristen niet. Een strenge toepassing van regels is namelijk uit juridisch-dogmatisch oogpunt passender. Afwijking van de regels creëert juridische problemen, bijvoorbeeld uit een oogpunt van gelijke behandeling, rechtszekerheid of gewekte verwachtingen. Ook de Raad van State heeft daarop gewezen, maar deed geen suggestie voor een oplossing van die problemen. Scheltema besloot zijn betoog met de constatering dat het recht en de wettelijke regels in veel gevallen nuttig zijn en leiden tot passende uitkomsten, maar dat recht en rechtsstaat blijk moeten geven van responsiviteit en dat rekening gehouden moet worden met het perspectief van de burger.
Hierna sprak Ralph Pans, bestuursvoorzitter van de Academies. Hij constateerde dat de Academies zich meer en meer ontwikkelen tot het Huis van de Juristen bij de Rijksoverheid. Doordat er allerlei ontwikkelingen op overheidsjuristen afkomen, moeten zij zich blijven bijscholen om de gewenste kwaliteit te leveren. Het oude beeld van de jurist, werkend in zijn ivoren toren, is achterhaald: samenwerking met ketenpartners, participatie van burgers, digitalisering, complexiteit van de maatschappelijke problemen en niet te vergeten de politieke turbulentie vereisen nieuwe kennis en andere vaardigheden. Permanente educatie voor alle overheidsjuristen blijft daarom noodzakelijk; deze zal de komende jaren verder worden uitgebouwd.
Na deze korte speech verklaarde Pans het Academisch jaar officieel voor geopend.