19 april 2021

Vertrouwen in procedures

17 maart. Het is de avond van de verkiezingen en Rob Trip vraagt aan een panellid: “hoe staat het met het thema ‘vertrouwen’; heeft dat nog een rol gespeeld?” Ik kijk weinig tv en val van mijn stoel van verbazing. Klimaat, ongelijkheid, corona, het zijn allemaal thema’s. Maar vertrouwen is geen thema, het is een houding, een gevoel! Het panellid verbaast zich echter nergens over en zegt, “Jazeker is dat een belangrijk thema geweest; vandaar dat de leiders -Rutte en Kaag- hebben gewonnen: zowel de leider die dat al was als degene die dat wil worden.” Niemand in de studio merkt op dat we in democratische verkiezingen in de eerste plaats toch volksvertegenwoordigers kiezen, en geen leiders.

               Deze manier van spreken lijkt in lijn met de onderzoeksresultaten van het Verweij-Jonkerinstituut waarover op dit forum verslag werd gedaan door Ron van Wonderen. Daaruit blijkt dat een aanzienlijk deel van de bevolking meent dat voor de aanpak van urgente problemen de democratie wel af en toe terzijde mag worden geschoven. Het komt dan inderdaad kennelijk aan op het vertrouwen in de persoonlijke kwaliteiten van degenen die aan het roer staan. Kaags verwijzing naar Van Mierlo’s “krankzinnig avontuur” verhult dat dat avontuur aanzienlijk van karakter is veranderd. Waar Kaag dat avontuur aangaat door aan te kondigen dat ze gaat leiden en niet gaat volgen was Van Mierlo’s avontuur er immers op gericht om veranderingen te bewerkstelligen in de procedures die werden gevolgd, in het kiesstelsel en bij benoemingen.

               Is het zo dat in tijden van crisis democratische procedures van minder belang zijn? Ik zou het omgekeerde willen beweren. Procedures zijn dan juist van groter belang dan ooit! Door de corona-persconferenties kan de indruk zijn ontstaan dat wetten en regels op tv worden uitgevaardigd door de minister-president, maar een wet is uiteindelijk meer dan dat. Een wet kan goed worden vergeleken met een belofte of een afspraak. Dat is op te maken uit de manier waarop we over deze dingen spreken. We zeggen “regels zijn regels”, of “beloofd is beloofd” en “afspraak is afspraak”. Het lijken rare uitdrukkingen, die net zo leeg zijn als de slogan “op is op” waarmee winkels bij hun opruiming adverteren. Maar zo leeg zijn ze niet. Als ik mijn kleinzoon heb beloofd naar de dierentuin te gaan en ik daarop terugkom door naar buiten te wijzen waar donkere regenwolken zich samenpakken, dan zegt het knulletje terecht: “maar beloofd is beloofd!” Het heeft dan weinig zin om nogmaals op de regen te wijzen. De belofte telt zwaarder dan een nat pak.

               De vraag is: waar komt dat door? Waarom telt een belofte zwaarder? Volgens de rechtsfilosoof Joseph Raz komt dat doordat we ervanuit mogen gaan dat de belofte tot stand is gekomen na een afweging van alle voors en tegens. We mogen ervan uitgaan dat ik mijn beloften niet lichtzinnig doe en alle relevante overwegingen (het weer, de reistijd, de overige bezigheden en verplichtingen van ons beiden, etc.) al de revue heb laten passeren voordat ik mijn belofte doe. Het is dan `flauw’ om op mijn belofte terug te komen.

               Hetzelfde geldt voor een wet. We gaan ervan uit dat een wet wordt vastgesteld na afweging van alle voors en tegens. De wet zelf vormt dan een compromis tussen al die -vaak tegengestelde- belangen en doeleinden. Is daar eenmaal toe besloten dan moeten er wel heel zwaarwegende redenen zijn om dat compromis weer open te breken. Dat kan hooguit als er nieuwe feiten naar bovenkomen die nog niet bekend waren tijdens de afweging, of als een bepaald belang niet in de beschouwing was betrokken. Maar als de relevante perspectieven zijn meegenomen, kan men de wet beschouwen als een compromis. Het gezag van dat compromis hangt af van de kwaliteit van het afwegingsproces.

               Dit inzicht maakt tevens duidelijk wanneer een belofte of wet geen gezag geniet. Dat is wanneer bij het afwegingsproces een zeker belang of gezichtspunt niet of nauwelijks in de beschouwing is betrokken. Dan is het immers wel geoorloofd om dat belang alsnog aan de orde te stellen. Je kunt dus zeggen dat wetten en afspraken die op zo’n onvolledige en onbevredigende afweging berusten inboeten aan gezag.

               Precies deze eigenschap van wetten maakt duidelijk hoe kwetsbaar veel coronawetgeving is. Het vertrouwen in de leider mag torenhoog zijn maar als de regels het resultaat zijn van een onvolledig afwegingsproces begint er toch iets te wringen. De laatste maanden is de nalevingsbereidheid ten aanzien van coronamaatregelen afgenomen. Dat kan vele oorzaken hebben maar een terugkerende klacht in de discussies hierover is wel dat veel belangen over het hoofd zijn gezien. Van meet af aan heeft het kabinet nadrukkelijk gesteld zich volledig te laten leiden door de medische adviezen van het OMT en de RIVM. Economische, culturele maar ook andersoortige medische belangen zoals mentale gezondheid lijken onvoldoende in de beschouwing te zijn betrokken.

               Nu kan die gebrekkige afweging natuurlijk worden verbeterd door het OMT uit te breiden met experts op andere terreinen zoals gedragsdeskundigen, economen, pedagogen en kunstenaars. En inderdaad, het kan nooit kwaad om de horizon te verbreden. Maar het advies van een deskundige kan nooit hetzelfde gezag hebben als een wet. Een wetenschappelijk advies verhindert niet dat compromissen worden opengebroken en redenen opnieuw in de beschouwing worden betrokken. Integendeel, een wetenschappelijk inzicht nodigt juist uit tot twijfel, opnieuw onderzoek doen en wellicht revisie.  Wetenschappelijke inzichten mogen niet alleen maar moeten bijgesteld kunnen worden.  Het is dan ook niet raadzaam om een wet uitsluitend op dergelijke adviezen te stoelen. Het afgelopen jaar laat zien dat voortschrijdend wetenschappelijk inzicht al gauw knaagt aan het gezag van zo’n wet: “zie je wel, die lui roepen ook maar wat, ze weten het ook niet”.  

               Deskundigenpanels kunnen dan ook niet in de plaats treden van een openbare discussie tussen gekozen volksvertegenwoordigers waarbij verschillende belangen en perspectieven worden afgewogen. Natuurlijk: dergelijke discussies leiden vaak tot onverkwikkelijk politiek gekibbel en gekuip. Maar dat is nog geen reden om die discussies af te schaffen. Het is reden om aan dat democratische proces juist meer aandacht te besteden; ervoor te zorgen dat er niet alleen over uitvoeringskwesties wordt gesproken en dat tegengeluiden aan bod komen. Pas als men de indruk heeft dat verschillende belangen en aspecten aan de orde zijn gekomen, kan men enig vertrouwen hebben in de uitkomst ervan. Daar kan geen leider of deskundige tegenop.

Pauline Westerman

Deze column verscheen eerder op socialevraagstukken.nl

Delen